Zowel de elite als de gewone man had in de Middeleeuwen een Bijbel in huis. Dat blijkt uit onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen.
Er werd altijd gedacht dat arbeiders pas sinds de Reformatie konden beschikken over de Bijbel, omdat het lezen ervan voor leken voor de Reformatie verboden zou zijn. Uit het onderzoek blijkt echter dat het gewoon was toegestaan. Kerkhervormer Maarten Luther beweerde dat de rooms-katholieke kerk het lezen van de Bijbel verboden had, maar dat was propaganda, die overgenomen werd door Luthers volgelingen. Volgens de geschiedenisboeken heeft Luther ervoor gezorgd dat ook gewone mensen het woord van God in hun eigen taal konden lezen, maar dit is dus onjuist.
Het gebruik van Bijbelvertalingen is daarmee dus ook niet een protestantse uitvinding, zoals de protestanten hebben willen doen geloven. Volgens de onderzoekers van de RUG werd de afgelopen decennia door wetenschappers ook te veel geleund op protestantse kerkelijke bronnen.
Het onderzoek van de wetenschappers heeft ruim twee jaar geduurd. Voor de informatie is onder andere gezocht in bibliotheken in Nederland, Vlaanderen, Frankrijk en Italië.