Het bijstandsexperiment ‘Bijstand op Maat’ in de gemeente Groningen heeft ‘geen significante resultaten geboekt’ ten aanzien van de doelstelling van het experiment. Dat schrijft staatssecretaris Van Ark van Sociale Zaken en werkgelegenheid donderdag in een brief aan de Tweede Kamer.
Naast Groningen werden in de gemeenten Tilburg, Utrecht, Wageningen, Deventer en Nijmegen vergelijkbare experimenten uitgevoerd, waarbij bijstandsgerechtigden minder verplichtingen kregen en meer hulp ontvingen voor ‘eigen regie’ en maatwerk. Deze aanpak heeft volgens de minister het beoogde doel niet of nauwelijks gehaald, namelijk de uitstroom naar voltijd werk. De minister trekt deze conclusies uit rapporten van ZonMW en het CPB over de experimenten.
Deze conclusie strookt niet met het onderzoek dat de Rijksuniversiteit Groningen eind april bekend maakte over het bijstandsexperiment. Zij schreven dat individueel maatwerk en bijverdienen goed zijn voor het zelfvertrouwen en de zelfredzaamheid van bijstand. En soms levert het ook een verbeterde gezondheid op. Dat erkent ook staatssecretaris Van Ark: “De geringe effecten doen niets af aan het doel om zo veel mogelijk bijstandsgerechtigden te helpen om mee te doen en een eigen inkomen te verdienen. Ik vind het belangrijk dat ook juist de mensen die al langer in de bijstand zitten en de afgelopen tijd weer wat meer aandacht hebben gekregen die ook blijven krijgen. Want aandacht helpt.”
De staatssecretaris schrijft in gesprek te zullen blijven met de deelnemende gemeenten over het experiment, maar de resultaten zorgen er niet voor dat er aanpassingen komen in de huidige Particpatiewet. Of de onderzoeksresultaten gevolgen gaan hebben voor de voortzetting van het experiment in Groningen, is nog niet duidelijk.