Universiteitsraadspartij De Vrije Student ergert zich aan de houding van de Groninger Studentenbond (GSb) in de werkdruk-discussie op de Rijksuniversiteit Groningen.
Volgens de fractie komt de studentenbond niet met oplossingen en bemoeilijkt hun werkwijze het bereiken van een oplossing. “De werkdruk van medewerkers en de groei van het aantal studenten zijn jaarlijks reden tot zorg voor alle betrokkenen op de universiteit”, zegt fractievoorzitter David Jan Meijer. “Daarom werken we samen om deze problemen zo goed mogelijk het hoofd te bieden. Het uitvergroten van tegenstellingen door populistische leuzen als ‘vol=vol’ op publieke voorzieningen te kalken, draagt daar niet aan bij. Deze slogan komt rechtstreeks uit de koker van Hans Janmaat.”
Eigen ruiten ingooien
Meijer hoopt dat de studentenbond, net zoals voorgaande jaren, haar verantwoordelijkheid pakt door weer deel te nemen aan het beleids- en besluitvormingsproces. “Met deze acties gooi je je eigen ruiten in en laat je kansen voor studenten liggen. Je kunt je niet opstellen als een studenten Messias, maar zult met alle stakeholders in gesprek moeten gaan om dingen voor elkaar te krijgen.” Meijer sprak de afgelopen periode met het ministerie van Onderwijs, Kamerleden en het Universiteitsbestuur over werkdrukverlaging, buitenlandse inmenging en de studiefinanciering. “Iedereen wil in gesprek over de bestaande problematiek, die kansen moet je pakken. Anders doe je gewoon je werk niet.”
Reactie Groninger Studentenbond
De Groninger Studentenbond reageert donderdagavond schriftelijk: “Een door ons gebruikte slogan is als vervelend ervaren”, zegt voorzitter Marinus Jongman. “Dat is nooit onze bedoeling geweest en daarvoor bieden we onze excuses aan. Wij hebben de slogan “vol=vol” willen inzetten om aandacht te vragen voor de problematische groei van de universiteit. Wij blijven ons hier consequent tegen uitspreken. Wij doen dat door ons voor en achter de schermen in te zetten voor academisch Groningen. Nu en in het verleden. Daarin werken wij goed samen met alle partijen. Lokaal en nationaal.”