Huisartsen die al afspraken hebben gemaakt met de GGD om in hun praktijk oppekprikken tegen het coronavirus uit te delen, mogen dat doen. Dat liet het ministerie van Volksgezondheid maandagavond weten, als reactie op verschillende boostervaccinatie–acties die huisartsen op eigen initiatief hebben opgezet in heel Nederland.
Hoewel demissionair minister De Jonge en de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) benadrukken dat de voorkeur voor boosterprikken ligt bij de GGD’en, wil het ministerie het boosteroffensief versnellen door ook huisartsen de mogelijkheid te bieden om te prikken. Dat mag alleen, als ze ervoor zorgen dat deze mensen binnen twee weken goed geregistreerd staan. Dat moet goed gebeuren, omdat deze mensen dan geen problemen krijgen met een coronatoegangsbewijs (CTB) of een DCC voor buitenlandse reizen.
Huisartsen vaccineren nu al niet-mobiele patiënten. Daarnaast gaan huisartsen, die daarvoor de ruimte hebben, helpen boosteren op zorglocaties zonder eigen arts of medische dienst, van zorgboerderij tot verpleeghuis. Ook springen sommige huisartsen bij in de GGD-prikstraten om Nederland zo snel als mogelijk de oppepprik te geven.
“Het is geweldig dat een aantal huisartsen zoveel initiatief heeft ontplooid en dat samen met hun eigen GGD hebben geregeld”, aldus LHV-voorzitter Mirjam van ’t Veld. “Maar we hebben als partijen afgesproken dat we nu kiezen voor de route en de plek waar boostervaccinatie het meest efficiënt kan en dat is bij de GGD GHOR Nederland. De landelijke aanpak van de GGD’en kan de boostervaccinatie versnellen.”