Schuldenaars gaan vaker niet aan het werk en lopen groter risico op terugval in het gedrag, waardoor ze opnieuw schulden maken. Dit komt door fouten in de manier waarop de schuldhulpverlening is ingericht.
Dat blijkt uit gesprekken die OOGtv heeft gevoerd met ruim veertig hulpverleners van Groninger organisaties die met armoede bezig zijn. Zij willen niet met hun eigen naam of naam van de organisatie waar ze voor werken genoemd worden.
Traject duurt drie jaar
De problemen doen zich voor bij de zogeheten Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Hierbij zitten mensen gemiddeld drie jaar in een intensief traject, dat bij de uitspraak van een rechter begint. De rechter stelt een bewindvoerder aan, die daarna de financiën bij langs gaat.
Het doel is dat mensen na het traject met een schone lei kunnen beginnen en met een onbezorgde financiële toekomst. Een woordvoerder van de Rechtbank Noord Nederland zegt hierover: “Daarentegen zijn de druiven voor de schuldeisers in het algemeen zuur. Die zien niet veel van hun schulden vergoed en lijden daardoor ook grote schade. Dat hoeven niet allemaal grote bedrijven te zijn, maar kunnen ook kleine zelfstandige ondernemers of familieleden zijn.”
De schulden worden op een rijtje gezet en er wordt een berekening gemaakt van hoeveel geld de persoon over mag houden voor boodschappen en vaste lasten. Alles wat verdiend wordt dat boven het bedrag voor boodschappen en vaste lasten uitkomt, moet gebruikt worden om de schulden van af te betalen. Het bedrag verschilt per soort huishouden, maar het komt erop neer dat mensen in het traject per maand ongeveer vijf procent minder overhouden dan als diegene in de bijstand zou zitten.
Een woordvoerder van de rechtbank zegt hierover: “Het is bekend dat schuldenaren het inderdaad niet breed hebben tijdens een Wsnp-traject. Dat komt door het systeem van het vrij te laten bedrag. Dat systeem maakt dat aan de ene kant dat mensen hun vaste lasten enzovoorts kunnen blijven dragen en bijvoorbeeld in hun huis kunnen blijven wonen. En aan de andere kant dat schuldeisers ook een beetje baat hebben bij de regeling. In principe valt inderdaad alles wat wordt (bij)verdiend in de boedel; dat moet nu eenmaal volgens de wet.”
Niet aan het werk
Dat schuldenaars niets mogen houden van wat ze verdienen, zorgt ervoor dat ze vaak niet aan het werk gaan, maar in een uitkering terechtkomen. “Mensen werken vaak niet, want je werkt voor de schuldeisers. Je krijgt er niets voor terug en je bouwt niets op”, vertelt een hulpverlener. Volgens verschillende hulpverleners zou het een oplossing zijn als schuldenaars iets mogen houden tijdens het schuldentraject, zodat ze gemotiveerd worden om te werken.
Het schuldentraject heeft grote impact op de levens van mensen die erin zitten. “Je leven komt stil te staan tijdens een schuldsaneringstraject”, vertelt een hulpverlener. Dat komt omdat het allemaal vast staat wat de schuldenaar per maand kan besteden en niks extra’s bij mag verdienen. Een andere hulpverlener zegt: “Sociaal gezien komen mensen alleen te staan. Er is geen geld om een feestje te houden. Mensen nodigen je op een gegeven moment ook niet meer uit, omdat ze weten dat je geen geld hebt om een cadeautje mee te nemen.”
De woordvoerder van de rechtbank zegt dat er een sollicitatieplicht is, waardoor schuldenaren gestimuleerd zouden moeten worden om te gaan werken. Als iemand zich niet aan de sollicitatieplicht houdt, worden er volgens de rechtbank sancties opgelegd. Bijvoorbeeld het verlengen of stopzetten van het schuldentraject, waardoor schuldenaars niet de schone lei krijgen. De woordvoerder herkent verder niet dat schuldenaars niets opbouwen voor zichzelf. “Je werkt niet alleen voor de schuldeiser, maar ook voor je eigen toekomst. Je krijgt geen gat op je CV als je werkt. En misschien krijgt de schuldenaar wel een baan die hij zonder de sollicitatieplicht niet zou hebben gehad.”
Bovendien is er volgens de rechtbank een manier waarop je tijdens een schuldentraject toch geld kan bijverdienen. “Als uitzondering bestaat de landelijk ontwikkelde ‘overwerkregeling’. Dit houdt in dat mensen de helft van het met overwerk verdiende salaris mogen houden, om hen te belonen voor hun extra inspanning”, aldus de woordvoerder.
Kans op terugval
Het WSNP-traject duurt gemiddeld drie jaar. “Na die periode zijn mensen weer volledig op zichzelf aangewezen. De kans op herhaling is groot”, vertelt een maatschappelijk werker. Een ander zegt: “Tijdens het traject worden mensen wel echt geholpen. Maar dan is het een kwestie van doorzetten. Soms willen mensen zichzelf na het traject trakteren. Ze zien bijvoorbeeld dat de buurman een nieuwe iPhone heeft. Dan denken ze: ik wil ook een nieuwe iPhone. Het komt wel eens voor dat mensen dan weer schulden maken en opnieuw in de problemen komen”, aldus de hulpverlener.
Volgens meerdere hulpverleners schieten de trainingen en opleiding tijdens het schuldentraject tekort. Ze vinden dat mensen tijdens het traject beter geleerd moeten worden hoe ze om moeten gaan met geld, zodat ze na het traject niet terugvallen in hun oude gedrag en opnieuw in de schulden komen.
Een woordvoerder van de rechtbank zegt hierover: “Het is geen taak voor de rechtbank om in educatie of nazorg te voorzien. De rechtbank houdt enkel toezicht op het verloop van de Wsnp-regeling. Het is de schuldenaar zelf die hier werk van moet maken. Als tijdens de Wsnp-regeling blijkt dat de schuldenaar moeite heeft met het regelen en beheren van de financiën, dan wordt doorgaans – op voorstel van de Wsnp-bewindvoerder of de rechter-commissaris – afgesproken dat de schuldenaar een beschermingsbewindvoerder zoekt. En die blijft ook na het einde van de Wsnp-regeling. Het is wat de rechtbank betreft veel meer de taak van schuldhulpverleners en gemeenten om daarin te voorzien”, aldus de woordvoerder van de rechtbank.
Een woordvoerder van de gemeente Groningen vult aan: “Wij zijn het hier uiteraard mee eens. Dit is ook in lijn met wat uit de evaluatie bewindvoering komt. De gemeente heeft een grotere gereedschapskist waardoor we mensen beter kunnen helpen en ook duurzamer uit de schulden kunnen helpen”, aldus de woordvoerder van de gemeente.