De gemeente mag de bijzondere bijstand voor een bewindvoerder niet stopzetten of afwijzen en inwoners daarmee dwingen om met de Groninger Kredietbank (GKB) in zee te gaan. Dat heeft de Centrale Raad van Beroep, de hoogste bestuursrechter op het terrein van sociale verzekeringen en voorzieningen dinsdag bepaald.
Sinds 2018 moeten inwoners van de gemeente die een bewindvoerder nodig hebben verplicht in zee met een medewerker van de Groninger Kredietbank als ze zelf geen bewindvoerder kunnen bekostigen. De Groninger Kredietbank is dan verantwoordelijk voor de geldzaken van deze mensen. Groningen is de enige gemeente in Nederland die de bewindvoering op deze manier uitvoert.
Maar voor mensen die zelf een bewindvoerder aanstellen of op enige andere wijze al een bewindvoerder hebben, moet een kantonrechter een nieuwe bewindvoerder benoemen en de oude ontslaan. Daar waren drie het niet mee eens, omdat ze bij hun eigen bewindvoerder willen blijven.
De gemeente betaalt sinds 2018 echter geen vergoeding meer voor een bewindvoerder, waardoor inwoners gedwongen worden om met de GKB in zee te gaan. Maar dat mag de gemeente niet van de inwoners vragen, omdat de overheid de burger niet mag dwingen om hun huidige bewindvoerder via de kantonrechter te ontslaan. En omdat de bewindvoerders van de GKB geen ‘voorliggende voorziening’ zijn volgens de CRB, mag de gemeente haar inwoners onder bewindvoering ook geen vergoeding onthouden.
‘Succesvolle proef’ verliest mogelijk een hoeksteen
Wethouder Isabelle Diks noemde de proef met de nieuwe vorm van beschermingsbewind, die sinds 2018 wordt uitgevoerd, begin dit jaar nog een groot succes. Het nieuwe beleid zorgt ervoor dat de gemeente een hoop geld bespaart, omdat het de kosten voor bewindvoering nu eigenlijk in eigen beheer neemt via de Groninger Kredietbank. In de eerste twee jaar daalden de kosten voor de gemeente dan ook met de helft en nam het aantal mensen wat deze vorm van hulpverlening nodig heeft aanzienlijk af.
De gemeente Groningen wil nog niet inhoudelijk reageren op de uitspraak en de gevolgen die deze heeft op het beleid. “We willen de uitspraak eerst goed bestuderen, voordat we er verder op ingaan”, aldus woordvoerder Natascha van ’t Hooft.