In het Floreshuis wordt maandag de expositie ‘Het Bloempje van Alda’ geopend. Volgens ruimtelijk ontwerper Egbert Pikkemaat is het belangrijk om bij het onderwerp stil te staan.
Hoi Egbert! Wat gaat er maandag precies gebeuren?
“Ik heb een ingenieus systeem ontworpen van in elkaar grijpende kartonnen delen waarop mijn verhaal getoond wordt. Dit verhaal is tot en met 9 september in het Floreshuis te zien. Komende week is het precies 77 jaar geleden dat de bevrijding van Nederlands-Indië plaatsvond. In het Floreshuis vinden morgenmiddag een aantal toespraken plaats, en daarna kunnen mensen de expositie bekijken.”
Jouw verhaal. En dan hebben we het over een heftig verhaal hè?
“We hebben het over een familiedrama inderdaad. Mijn grootouders woonden in Nederlands-Indië. Waar Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog door Duitsland werd bezet, werd de kolonie Nederlands-Indië door Japan bezet. Mijn oma moest met haar twee dochtertjes naar een Japans interneringskamp. Het jongste dochtertje, Alda, was zwaar autistisch. Eenmaal in het kamp stoorden andere kampgenoten zich aan haar gedrag en zij drongen er bij mijn oma op aan om Alda naar een ander kamp te sturen. Zo geschiedde. Mijn oma had onmiddellijk spijt. Alda was nog maar zeven jaar oud en had haar moeder nodig.”
Hoe is het afgelopen?
“Na de oorlog is er thuis maar heel weinig over gesproken. Tot ik op een dag een doos met oude brieven vond. In de doos zat ook een teer bloempje dat in een fotoalbum zat. Die materialen brachten de geschiedenis tot leven. Mijn oma vertelde dat ze op zoek is gegaan naar Alda en zij vond haar stervend terug. Ze heeft een bloempje uit Alda’s dode vingertjes genomen. Het bloempje, en de brieven en foto’s, zijn op de expositie te zien. Om het verhaal te kunnen vertellen heb ik dus een ingenieus systeem bedacht.”
De expositie is onder andere al in de buurt van Nijmegen te zien geweest. Waarom nu in Groningen?
“Ik woon sinds 1987 in Groningen. Mijn gezin woont hier, mijn familie woont hier, en veel mensen die een link hebben met Nederlands-Indië wonen in Groningen. Ik ben heel blij dat het nu in Groningen te bezoeken is. Voor een deel van mijn familie was het bijvoorbeeld niet mogelijk om naar Nijmegen af te reizen. Het Floreshuis is wel bereikbaar waardoor ze de expositie nu eindelijk kunnen zien.”
Hoe belangrijk is het dat we bij deze bevrijding stil staan?
“Ik denk dat het heel belangrijk is. Ik ben ook heel blij dat er de laatste jaren steeds meer aandacht voor dit onderwerp is. Ik lees artikelen in de krant, ik zie uitzendingen op televisie. Het is een actueel onderwerp, dat een belangrijk onderdeel is van de Nederlandse geschiedenis. Ook een ingewikkeld onderwerp, omdat er zoveel verschillende partijen bij betrokken worden.”
Kun je dat uitleggen?
“Het gaat over kolonies. En daar kun je van alles van vinden. Er zijn Nederlanders die hun land vaarwel hebben gezegd en in de kolonie een nieuw bestaan hebben opgebouwd. Dat ging op een bepaalde manier. En daar kun je van alles van vinden. Wat was goed, wat was fout. Welke rol heeft men gespeeld? Wat was het effect van de Japanse bezetting, welke rol speelde het KNIL. Daarom was het denk ik ook zo moeilijk om na de onafhankelijk over de oorlog te praten. Voor mij is dat makkelijker. Ik behoor tot de derde generatie na de oorlog, en ik kan zeggen dat ik nergens schuldig aan ben geweest.”
In Nederland kennen we 4 mei als Nationale Herdenkingsdag. Zou 15 augustus, de dag van de Nationale Indië-herdenking, dezelfde waarde moeten krijgen?
“Op zich zou dat kunnen. Maar ik denk dat er één ding belangrijker is. En dat is kennis. Dat mensen weten wat er gebeurd is. Wat er zich heeft afgespeeld. Dat wat er in Nederlands-Indië is gebeurd onderdeel wordt van de algemene kennis. Iedereen heeft een verhaal, verhalen moeten verteld worden. En dan heb ik het niet over oordelen, maar dat je weet hoe het in elkaar steekt. Een voorbeeld: ik was de expositie in het Floreshuis aan het opbouwen, en er zaten twee meisjes wat te eten. Zij vertelden dat er in hun familie ook een link is met de kolonie, maar hoe en wat, dat wisten ze allemaal niet precies. Ik vind dat tekenend.”
Kennis begint op de basisschool en de middelbare school. Is er te weinig aandacht voor de geschiedenis op Nederlands-Indië …
“Dat vind ik wel. De aandacht voor deze geschiedenis staat in schril contrast als je het vergelijkt met hoeveel aandacht er is voor de Tweede Wereldoorlog in Nederland. En ik vind dat echt frappant. Er zijn twee miljoen Nederlanders die vandaag de dag enige relatie hebben met Nederlands-Indië. We hebben het dan over één op de acht of de negen Nederlanders. Dat is veel.”
Wat is je verwachting voor morgen?
“Ik denk dat het best druk gaat worden. Er zijn flink wat mensen die ik ken, die al gereageerd hebben dat ze komen. En dat is heel fijn en goed.”
De expositie is tot en met 9 september te zien. Daar blijft het ook niet bij hè?
“Klopt. Volgend jaar wil ik in deze periode terugkeren met een vervolg. Kijk. Ik vertel nu mijn verhaal. Maar iedereen heeft een verhaal. Het is belangrijk dat die verhalen verteld worden. Voor de expositie van volgend jaar ga ik samenwerken met Richard Brouwer von Gonzenbach. Mensen met een link met Indië kunnen zich bij mij aanmelden waarna er een afspraak wordt gemaakt voor een interview. Als men mee wil werken kan men mij mailen op dit adres. Richard gaat van deze interviews opnames maken. De resultaten van deze interviews worden verwerkt in nieuwe elementen voor de tentoonstelling. Daarom zal de expositie volgend jaar ook groter zijn. Met verhalen die verteld worden die nooit vergeten mogen worden.”
Het programma in het Floreshuis begint maandag om 13.00 uur.