Kinderen die in de provincie Groningen wonen geven hun leven vaker een onvoldoende dan hun leeftijdgenoten elders in het land. Dat blijkt uit onderzoek van kinderombudsman Margrite Kalverboer.
Het gaat om een tweejaarlijks onderzoek waarvoor 2.350 kinderen tussen 8 tot 18 jaar werd gevraagd hoe het met ze gaat en welk cijfer ze hun leven geven. De meeste kinderen zijn gelukkig, al zijn er grote verschillen per provincie. Kinderen geven hun leven gemiddeld een rapportcijfer van 7,7. Een op de acht kinderen geeft zijn leven echter een onvoldoende.
Kinderen en jongeren in Drenthe en Overijssel zijn het meest gelukkig. In Friesland, Groningen en Limburg zijn kinderen minder positief. Twintig procent van de kinderen uit Groningen geeft hun leven een onvoldoende; gemiddeld een 4. Het gaat zowel om hun thuissituatie als om hun persoonlijke ontwikkeling. Veel kinderen groeien op in gezinnen met weinig geld, of omdat ze ouders hebben met psychische problemen, onder meer vanwege de aardbevingen in onze provincie.
“Ik vind het zorgelijk dat het welzijn van kinderen lijkt af te hangen van de plek waar zij opgroeien,” aldus Margrite Kalverboer. “Kinderen verdienen gelijkheid, in perspectief en in ontwikkelkansen. Zij moeten ook niet het gevoel hebben dat zij alles zelf moeten oplossen. Veel kinderen zeggen dat ze zich niet gesteund voelen door volwassenen in de samenleving. Wel door hun ouders, maar niet door andere volwassenen in de omgeving.”
Verder geven kinderen aan dat het belangrijk is dat ze meer inspraak hebben; dat ze mee kunnen praten en beslissen over dingen die belangrijk voor ze zijn, zoals de aanpak van armoede, de klimaat- en stikstofcrisis en de oorlog in Oekraïne.
Volgens Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer moeten de gemeenten aan de slag met deze uitkomsten. De verantwoordelijkheid voor de hulp aan kinderen en jongeren ligt door decentralisaties grotendeels bij de gemeenten. Zij zijn verantwoordelijk voor het welzijn en de ontwikkeling van de kinderen. Daarom moeten gemeenten achterhalen hoe het met hun kinderen gaat en waar hun knelpunten liggen. Kinderen moeten daar bij betrokken worden, aldus Kalverboer.