Noord Nederland is een voedingsbodem voor antioverheids-extremisme en nieuwe vormen van radicaal- en extreemrechts. Dat blijkt uit onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen.
In Noord Nederland leven relatief sterke gevoelens van maatschappelijk onbehagen en anti-randstedelijk denken. Dat constateren de onderzoekers van de RUG. De gemeente Groningen gaf opdracht voor het onderzoek.
Sinds de uitbraak van de coronapandemie zijn antioverheids-extremisme en nieuwe vormen van rechtsextremisme in opkomst. De verschillende groepen gaan steeds meer in elkaar over, zeker ook in het noorden van het land. Dat stellen religiewetenschapper en historicus Pieter Nanninga, universitair docent Europese politiek en maatschappij Leonie de Jong en Midden-Oostendeskundige Floor Valk.
De aanpak door de overheid van extremisme richt zich echter vooral op jihadisme, terwijl daar in het noorden nauwelijks sprake van is. Daardoor wordt niet gezien dat het Noorden een voedingsbodem biedt voor antioverheids-extremisme. Volgens de onderzoekers hebben de breed gedeelde gevoelens van maatschappelijk onbehagen te maken met zaken die vooral in de plattelandsgebieden spelen. Het gaat dan om de bouw van windmolens, aardgaswinning en het stikstofbeleid. Zo zijn onder meer bouwers en provinciebestuurders bedreigd.
De onderzoeksresultaten worden deze woensdag besproken met ambtenaren uit de drie noordelijke provincies. Zij krijgen dan het advies om meer menskracht beschikbaar te stellen voor de aanpak van het antioverheids-extremisme.
