Het is belangrijk om het herdenkingsmonument voor het slavernijverleden in Stad in gezamenlijkheid op te gaan zetten. Dat is de reactie van de fractie van D66.
D66 reageert daarmee desgevraagd op de uitspraak van Keti Koti Groningen. Roberto Refos liet zaterdag aan OOG Tv weten zich zorgen te maken omdat ze betrokkenheid bij de invulling van het monument missen. Refos: “Wij hebben indertijd dit aanhangig gemaakt dat er in Groningen een monument moest komen. Maar wij vinden dat wij door de gemeente buiten spel worden gezet. De gemeente heeft opdracht gegeven om onderzoek te doen naar het Groningse slavernijverleden. Wij hebben bij dat onderzoek geen medezeggenschap en ook hebben we geen betrokkenheid. De nazaten al helemaal niet. Kunstpunt heeft de opdracht gekregen om een monument in te gaan richten. De opdrachtformulering voor zowel het advies als ook de totstandkoming van het Slavernijmonument komt niet overeen met onze wensen welke in overeenstemming met partners in het land (NiNsee, Comités en Grassroot organisaties) zijn aangereikt. Medezeggenschap en transparantie ontbrak. Kunstpunt valt in deze niets te verwijten omdat zij deskundig en op correcte wijze uitvoering geven aan genoemde opdrachten.”
“Sinds 2018 zijn we hier mee bezig”
Jim Lo-A-Njoe is fractievoorzitter van D66 en hij herkent de zorgen van Refos wel. “Waar het om gaat is dat we dit in gezamenlijkheid op gaan pakken. Dat we samen een herdenkingsmonument gaan plaatsen dat alle belangen en verhalen vertegenwoordigd.” Voor de fractie van D66 is het ook een belangrijk onderwerp: “Sinds 2018 zijn we hier mee bezig. Mijn collega Wieke Paulusma heeft in 2019 vragen gesteld om na te denken over de inrichting van een slavernijmonument. Dat hebben we toen samen met Keti Koti Groningen en het Slavernijmuseum opgepakt.”
“Onderzoek moet onafhankelijk gebeuren”
“Daar werd positief op gereageerd, waarbij verschillende oppositie- en ook coalitiepartijen zich hier voor in gingen zetten. In het begin waren we naïef. We dachten het monument in 2020 wel klaar te hebben. Komende zomer zijn we vier jaar verder, en ook dan zal er nog geen vast monument zijn. De kritiek van meneer Refos richt zich onder andere op het onderzoek waar Keti Koti geen betrokkenheid bij heeft. In juni 2021 hebben wij een motie ingediend waarin gevraagd wordt om in kaart te brengen hoe ons verleden er uit ziet. Zowel op trans-Atlantisch vlak alsook het VOC-tijdperk. Dat onderzoek wordt uitgevoerd door de Rijksuniversiteit. En dat is denk ik heel goed. Het onderzoek moet onafhankelijk gebeuren.”
“Het is aan ons om er wel óf geen excuses aan te verbinden”
“Het onderzoek wordt na de zomer opgeleverd. Wij hebben gevraagd of we een tussentijdse rapportage kunnen krijgen. Het onderzoek, zoals dat uitgevoerd wordt, is niet gericht op excuses. De onderzoekers leggen feiten op tafel. Het is vervolgens aan ons, als politiek, om er voor te kiezen om er wel óf geen excuses aan te verbinden. Het is heel belangrijk dat we de onderzoekers niet met dat vraagstuk gaan belasten, want dit moet van elkaar gescheiden blijven. Ik begrijp dat Keti Koti het onderzoek zelf had uit willen voeren. Dat een externe partij het doet is denk ik beter. Daar hebben we meer baat bij.”
“Locatie monument zal voor de zomer bekend zijn”
Ook wat betreft het herdenkingsmonument erkent Lo-A-Njoe de zorgen: “In de winter van 2021-2022 hebben we vragen gesteld aan de toenmalig wethouder. Vragen in de trant van komt het allemaal goed, want in de wandelgangen horen we geluiden die ons zorgen maken. De wethouder liet weten dat alles goed komt. Dat bleek later toch anders in elkaar te steken. De huidige wethouder heeft excuses aangeboden voor het handelen van haar voorganger, en heeft erkent dat er uitspraken zijn gedaan die nooit gezegd hadden mogen worden. Er is een nieuw startpunt gemaakt. Wij vinden als fractie dat de wethouder goede stappen aan het zetten is. Duidelijk is nu dat de locatie waar het monument gaat komen voor komende zomer bekend zal zijn, en dat er dan een tijdelijk monument zal staan. In de toekomst komt er een definitief monument, waarvan de ontwikkeling bezig is.”
“In gezamenlijkheid iets moois van maken”
Jim Lo-A-Njoe erkent dat de situatie lastig is: “Er zijn heel veel partijen bij betrokken. Gaandeweg schuiven ook extra partijen of individuen aan die betrokken zijn bij het slavernijverleden. Ik heb ook begrepen dat de overleggen niet altijd makkelijk verlopen, en dat er ook wel eens iemand wegloopt. Maar voor mij is één ding heel helder: het is geweldig dat het onderwerp slavernijverleden momenteel zo op de kaart staat. Maar het is belangrijk om in gezamenlijkheid hier iets moois van te gaan maken. Het slavernijverleden is niet op één pagina samen te vatten. Het bestaat uit allemaal onderdelen, en heeft zich op verschillende continenten afgespeeld. Het monument dat we gaan maken moet ieder zijn monument worden. Met als belangrijkste doel dat we kunnen herdenken in gezamenlijkheid, maar dat we ook informatie kunnen delen met toekomstige Nederlanders, en Groningers in het bijzonder. Dat we kunnen vertellen over onze geschiedenis. Dat doel moeten we voor ogen houden.”