Kringloopwinkels krijgen dagelijks dozen vol met boeken, cd’s, kleding en prulletjes binnen. Stel je voor dat je al die producten moet registreren. Dat is de bedoeling van de registratieplicht die is ingevoerd. Met de regel wil de overheid heling en witwassen door verkopers van tweedehands spullen voorkomen. Guus Schrier werkt bij kringloopwinkel What’s In? aan de Ulgersmaweg. Hij vertelt wat de nieuwe regel voor hem betekent: “Van de gedachte alleen al word ik moedeloos.”
De medewerkers van de kringloopwinkel waren niet officieel op de hoogte gebracht van de nieuwe wetgeving. Ze hoorden het via de radio. “We verbazen ons er wel over hoor, want hoe wil je dat in godsnaam gaan doorvoeren? Het is voor ons absoluut niet haalbaar.”
Minder klanten
De zestiger steekt net een sigaretje op als de bel gaat. “We hebben inbreng!”, roept hij enthousiast door de zaak. Bij de achteringang van de zaak laadt een mevrouw verschillende vuilniszakken uit haar auto. “Kijk, dan moet ik dit dus allemaal gaan uitzoeken”, licht Guus toe. “We moeten alle spullen noteren en naar de persoonsgegevens van de gulle gever vragen.”
Guus verwacht een stuk minder inbreng als de registratieplicht gehandhaafd wordt, want ook de klanten zien het niet zitten. “Als ik zo lang moet wachten, dan breng ik mijn spullen echt niet meer naar de kringloop”, vertelt de dame tegen Guus tijdens het leeghalen van haar auto. “Dan gooi ik het wel gewoon weg.”
Geen tijd voor
Guus brengt de vuilniszakken met o.a. cd’s, films en een wereldbol, naar binnen. “Als ik dit allemaal moet registreren, kost dat me zeker 1,5 uur.” En daar hebben de vrijwilligers van de kringloopwinkel geen tijd voor. “Ik moet elke dag al ontzettend veel doen”, vertelt Guus terwijl hij ons een rondleiding geeft door het pand. “Kijk hier staan twee koffieapparaten. Ik moet soms om het half uur alweer een kannetje koffie zetten. En dat is maar één van mijn taken.”
Tijd voor extra bezigheden is er dus niet. De tweedehandswinkel heeft al een personeelstekort. Vaak staan ze maar met twee man sterk. “Dat zou betekenen dat één de hele tijd achter de kassa moet staan. Die kan dan niet even een kopje koffie drinken of een sigaretje roken. Dat zou de werksfeer niet ten goede komen”, vertelt Guus. “Als het erdoor komt, dan stop ik hier. Ik heb er geen zin meer in dan.”
‘Boa’s mogen komen helpen’
De regeling is niet te doen dus. Toch is Guus niet bang voor een boete: “De boa’s mogen komen, maar dan moeten ze wel genoeg mensen meenemen om ons te helpen. Zo wordt het een beetje draagbaar voor ons.” Hij pakt een verhuisdoos tevoorschijn en haalt een kapot kopje eruit.
“We vragen ons bij veel spullen af of het überhaupt wel te verkopen valt. Hoe moeten we dit gaan witwassen? Komt de gemeente met een emmertje sop met zeeppoeder om even schoon te maken? Nee. Witwassen op een artikel van 20 cent, 30 cent, 40 cent, een euro, twee euro? Witwassen doe je volgens mij met kapitalen, niet met zulke kleine bedragen”, zegt Guus. “Gemeente, stop er maar mee!”