Dat er vanaf 2025 Arriva-, Connexxion- of Breng-treinen gaan rijden tussen Groningen en Zwolle is woensdag door een uitspraak van de rechtbank in Den Haag niet dichterbij gekomen. Sterker nog, de rechtbank vindt dat ze niet bevoegd is om hier een oordeel over te geven.
De zaak was aangespannen door een groep regionale treinvervoerders, waaronder Arriva, Keolis en Transdev. Zij vinden het onaanvaardbaar dat het ministerie van Infrastructuur in 2020 een onderhandse gunning heeft verleend aan de Nederlandse Spoorwegen op het hoofdrailnet voor de periode 2025-2033. Door de onderhandse gunning kunnen NS-treinen tot 2033 op de belangrijke lijnen blijven rijden, en mogen regionale vervoerders daar niet komen. De regionale vervoerders vinden deze handelswijze in strijd met de Europese regels op het gebied van vrije marktwerking en liberalisering.
De rechter was woensdag duidelijk. De zaak zoals die is aangespannen hoort niet thuis binnen het civiel recht. Een bestuursrechter zou wel een oordeel kunnen vellen. In dit geval zou het College van Beroep voor het bedrijfsleven dit kunnen doen, maar dit kan pas nadat de concessie eerst gegund is. Pas daarna zou dit college kunnen besluiten om de concessie te schorsen. Daarnaast merkt de rechter op dat als de rechtbank een uitspraak gaat doen, er een gevaar is, dat na een concessieverlening er zowel bij een burgerlijke rechter als bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven een zelfde zaak gaat lopen.
De regionale vervoerders laten in een reactie weten teleurgesteld te zijn. Ze wachten de definitieve gunning aan de NS en willen daar bezwaar tegen gaan maken.