De rol die Groningen gespeeld heeft in de West-Indische Compagnie, WIC, en in de Vereenigde Oostindische Compagnie, VOC, is veel groter geweest dan alvorens gedacht werd. Dat bleek zondag tijdens een presentatie van de voorlopige onderzoeksresultaten naar het slavernijverleden van Groningen.
Dat het onderzoek er kwam is te danken aan de fractie van D66 in de gemeenteraad. Jim Lo-A-Njoe van de partij: “In de zomer van 2021 nam ik het initiatief voor een motie waarin opgeroepen werd om onderzoek te doen naar de rol van de lokale overheid in het slavernijverleden. Dit voorstel werd breed gesteund waarna het onderzoek gestart kon worden. De gemeente Groningen stelde 50.000 euro beschikbaar en Lieuwe Jongsma van het Groninger Museum en onderzoekers Bram Tánczos en Anjana Singh van de Rijksuniversiteit Groningen gingen aan de slag. Zondag, vijf dagen voor Keti Koti werden de eerste resultaten gepresenteerd, waarbij het uiteindelijke onderzoeksverslag in november of december wordt verwacht. Bij de presentatie zondagmiddag waren veel mensen aanwezig, en dat stemt mij tevreden.”
“Gemeenteraad kwam met hele specifieke vragen”
Lieuwe Jongsma deed de afgelopen periode onderzoek naar de rol van Groningen in de WIC. Dat is de periode van 1621 tot 1791. “Persoonlijk ben ik al tien jaar bezig met het onderzoek naar de WIC”, vertelt Jongsma. “Het leuke aan dit onderzoek is dat de gemeenteraad met hele specifieke vragen kwam. Daardoor kun je heel gericht aan de slag. En tijdens mijn onderzoek ben ik hele interessante dingen tegengekomen omtrent de financiering vanuit Groningen aan de WIC.”
“Stadsbestuur was nauw betrokken”
En de resultaten verbazen Jongsma niet: “Veel mensen hadden dit niet verwacht, maar ik wist al wel dat dit indertijd is gebeurd. Maar wat vooral interessant is, is dat de balans tussen de stad en provincie anders is dan gedacht. De stad is heel dominant geweest in het bestuur. Maar de provincie investeerde het meeste geld in de WIC. Dat het stadsbestuur er nauw bij betrokken was, dat hebben we terug kunnen vinden in notulen. Ze hadden echt een belangrijke vinger in de pap over het meebeslissen.”
“Status en prestige”
Maar kun je dan ook zeggen, door die stevige invloed, dat Groningen veel van haar rijkdom heeft te danken aan de WIC? Jongsma: “Nee. Dat ligt veel genuanceerder. Tussen 1642 en 1670 is er bijvoorbeeld nul gulden verdiend. Helemaal niks. Maar toch nam het enthousiasme niet af om te participeren in de WIC. Het had namelijk ook met status te maken, met prestige, met een economische spin-off. Qua geld kun je zeggen dat de stad quitte heeft gespeeld, dat we niet stinkend rijk zijn geworden, maar dat onze positie uiteindelijk wel veel beter is geworden.”
“Groningen was qua grootte de derde WIC-stad”
Wie aan de WIC denkt, zou voornamelijk kunnen denken aan Rotterdam en Zeeland. Maar hoe groot was die rol van Groningen nu precies? “De WIC was verdeeld in vijf zogenoemde Kamers. Amsterdam was veruit de grootste. Dan had je Zeeland, ‘op de Maze’ dat gedeeld werd door een groot aantal steden in Zuid-Holland, Noorderkwartier, gedeeld door een aantal steden in Noord-Holland en de Groningse Kamer. Ik denk dat je kunt zeggen dat Groningen de derde WIC-stad van Nederland was. Later heeft ‘op de Maze’ (Rotterdam) Groningen ingehaald toen zij een groot slavenhandelsbedrijf kregen. Maar Groningen kon je absoluut niet wegpoetsen.”
“Er valt nog meer te ontdekken”
Jongsma hoopt in de toekomst nog meer tijd te krijgen voor zijn onderzoek: “Het is de eeuwige strijd. Een onderzoek is nooit klaar. Want wat misschien ook goed is om te zeggen, want daar hebben we het nog niet over gehad, is dat Groningen ook een connectie had met de VOC. In 1647 kwam er namens Groningen een vertegenwoordiger in de VOC. En ik denk dat als we meer tijd krijgen, dat er nog veel meer te ontdekken valt. Ook over de precieze rol van de provincie Groningen. Want wat we nu qua provincie op tafel hebben gekregen is bijvangst geweest.”
Jim Lo-A-Njoe (D66): “Aandeel dat Groningen gehad geeft is groter geweest”
Terug naar Lo-A-Njoe. Is hij geschrokken van de resultaten? “Het zijn voorlopige resultaten, en in grote lijnen hadden we dit wel verwacht. Het meest opmerkelijke vind ik dat vrijwel alle borgen die we in onze provincie hebben, verbonden zijn aan het slavernijverleden. Het aandeel dat Groningen gehad heeft hierin is ook groter geweest. Families wiens namen op straatnaambordjes staan hebben een belangrijke vinger in de pap gehad. Wie tot de elite behoorde, wie rijk was, die zat in de politiek, en dan kun je niet om de conclusie heen dat de families die het toen voor het zeggen hadden, belangrijk zijn geweest in de rol die Groningen gespeeld heeft in het slavernijverleden.”
“Provincie wilde niet meebetalen”
Het onderzoek kon gedaan worden dankzij de gemeente Groningen, die geld beschikbaar stelde. “De provincie wilde vooralsnog niet bijspringen. Terwijl toch wel blijkt dat de bestuurders uit de Ommelanden net zo goed in de WIC zaten. Bijvoorbeeld als bewindvoerder. De provincie was daarnaast één van de grootste investeerders in de WIC.”
“Later zal er een afweging gemaakt moeten worden of er excuses gemaakt moeten worden”
Lo-A-Njoe is helder over hoe het nu verder moet: “Het onderzoek wordt in november of december afgesloten. Dan is het eerste deel van ons voorstel afgerond. Het tweede deel van de motie is dat het College (van B&W) dan zal moeten afwegen of zij vindt dat er excuses gemaakt moeten worden voor de rechtsvoorgangers van het stadsbestuur. Zij legt vervolgens hiertoe een voorstel voor aan de raad, waarna de raad het definitieve besluit neemt.”
Keti Koti
De politicus spreekt ondertussen ook van een maatschappelijke ontwikkeling: “Veel mensen weten tegenwoordig wat Keti Koti behelst. De geruchten gaan dat koning Willem Alexander komend weekend excuses aan gaat bieden voor de rol van zijn voorouders. Het Nederlandse slavernijverleden staat in de spotlights. Veel steden hebben hun onderzoek al afgerond, Groningen is daar nu mee bezig. De geschiedenis is niet fraai, maar het is goed om het te weten, om er bij stil te kunnen staan, en dat we er lering uit kunnen trekken voor de toekomst.”