De viering van Keti Koti zit er op. Dit jaar was er vanwege het jubileumjaar veel aandacht voor de herdenking en viering van de afschaffing van het slavernijverleden. Ook in Groningen. Maar hoe moet het nu verder met deze dag?
“Ik vind dit een hele mooie vraag”, reageert Sherlock Telgt. “De viering is geweest, de excuses door de koning zijn gemaakt, en dan zou je kunnen denken dat het klaar is. Maar ik denk dat dit het begin is. Waar we het komende jaar in Groningen vooral aan moeten gaan werken is de realisatie van een monument ter nagedachtenis van het trans-Atlantische slavernijverleden. Maar we moeten ook verder kijken. Er hebben meer mensen geleden onder het koloniaal verleden. De Molukkers bijvoorbeeld. Dat zullen we de volledige aandacht moeten geven, en een plek waar we hen kunnen herdenken. Daar wordt het tijd voor.”
“Ik vind het wel jammer dat ik niet weet waar mijn roots liggen”
Telgts roots liggen in Suriname, maar de eigenlijke roots gaan terug naar Afrika. “Ik heb een stamboom die terugvoert naar 1810. Deze vrouw, waar we de naam niet precies van weten, was op dat moment in Suriname, maar we weten niet of ze daar ook geboren is. Wel dat ze kinderen heeft gekregen via een slavenhouder. De uiteindelijke roots gaan terug naar Afrika. Maar ik weet niet waar in Afrika. En nu ik ouder word. Ja, ik vind dat wel jammer dat ik dat niet weet.”
“Trots”
Er wordt door Telgt met tevredenheid teruggekeken op afgelopen weekend: “De herdenking op de Ossenmarkt vond ik heel mooi. Mijn ouders hebben daar ook een bijdrage aan geleverd. Mijn moeder heeft een krans gelegd, en mijn vader ging voor in een gebed. Mijn vader deed dit samen met Donald Eersteling. Ze deden dat in één van de talen die door de Marrons wordt gesproken. Meneer Eersteling is een afstammeling van de Marrons, dat zijn naar het binnenland ontsnapte slaven. Dat mijn vader en moeder deze rol hadden, dit konden doen, dat maakt mij en mijn familie wel heel trots. Zaterdag was ik aanwezig in de Der Aa-kerk bij de festiviteiten aldaar. Het was een mooi en waardevol programma met veel belangstelling.”
Tekst gaat verder onder de foto:
De viering van Keti Koti in de Der Aa-kerk. Foto: Rieks Oijnhausen
“Mensen zeggen: het is niet mijn probleem, waarom moeten we het hier over hebben?”
Behalve werken aan een monument moet er volgens Telgt meer gebeuren: “We zullen inhoud moeten geven aan deze dag. Keti Koti is zo langzamerhand overal bekend. Maar wat is het? Afgelopen weekend hoor ik mensen zeggen: waarom moeten we het hier over hebben? Het is niet mijn probleem. Het is zo ver weg. Met dat vraagstuk zullen we aan de slag moeten. Het koloniaal bewind heeft twintig tot dertig generaties geduurd. Het is omgeven met allerlei patronen en gedachten waar je niet over nadenkt. Maar hoe pijnlijk de geschiedenis ook is, er moet wel over gepraat worden.”
“Zorgen dat zoiets nooit weer gaat gebeuren”
Telgt verwijst daarbij ook naar Bergen-Belsen. Een krijgsgevangenen- en concentratiekamp waar tijdens de Tweede Wereldoorlog meer dan 70.000 mensen om het leven werden gebracht. “Ik heb daar vier jaar gewerkt. Mensen van over de hele wereld kwamen er langs om te kijken, om te luisteren naar de verhalen. Met de intentie om vooral te leren dat wat daar heeft plaatsgevonden nooit weer gaat gebeuren. Maar datzelfde zou ook moeten gelden voor Keti Koti. Eigenlijk moet je naar een zelfde invulling. En ik zeg niet dat leraren en docenten hier mee aan de slag moeten. Maar samen als bevolking moeten we hier voor open staan. De overheid heeft een rol, de inwoners, maar ook de media. Dat jullie als omroep mij deze vraag stellen, is daarom heel mooi. Vertel het verhaal, luister, en ga in gesprek. Niet om schuldigen aan te wijzen. Maar vooral om te beseffen wat er is gebeurd, en dat zoiets nooit weer mag gebeuren.”
Yaneth Menger: “We moeten zorgen dat het niet een festivalbenadering krijgt”
Yaneth Menger is een nazaat van Afrikaanse slaven die in Zuid-Amerika terecht kwamen. Zij is het in grote lijnen met Telgt eens. “Het is heel belangrijk dat er aandacht aan geschonken wordt. Dat er gesproken wordt en dat er inhoud wordt gegeven. Maar het gevoel is wel een beetje dubbel. Op zaterdag hadden we een mooie viering. En daar komt een gemêleerd gezelschap op af. Ik zie allerlei mensen mee dansen alsof er een nieuw festival in de stad is. En ik chargeer nu, maar we moeten oppassen dat het niet een festivalbenadering krijgt. Op 30 juni is er een herdenking, op 1 juli een viering van de vrijheid. Die combinatie is heel belangrijk.”
“Voorlichting geven”
Ook kennis is volgens Menger daarbij cruciaal: “Dan hebben we het niet alleen over basis- en middelbare scholen, maar over een breder palet. De woorden Keti Koti zijn bekend, en nu is het taak om er inhoud aan te geven. En dat kan door er met elkaar voor open te staan, om er over te praten. En dat kan bijvoorbeeld door voorlichting te geven, of door bijeenkomsten te organiseren. Maar nogmaals, we moeten er voor waken dat het aangevlogen wordt met de gedachte, een extra vrije dag. Het is heel mooi dat er nu ruimte is gecreëerd door op 30 juni stil te staan door middel van herdenken, en de vlag halfstok te hangen, en op 1 juli, de viering van de afschaffing, de vlag in top te hijsen. Het is een mooie en respectvolle uiting waar ik veel belang aan hecht.”
Tekst gaat verder onder de foto:
Op vrijdag 30 juni vond er een herdenking plaats op de Ossenmarkt. Foto: Rieks Oijnhausen
Sherlock Telgt: “Combinatie met een herdenkingsdag is belangrijk”
Telgt is het daar wel mee eens: “Ja, ik herken die zorg wel. Als je een vergelijking maakt met 4 en 5 mei. Op Bevrijdingsdag ontkom je er niet aan dat er feest wordt gevierd. En hoe meer generaties er tussen zitten, hoe moeilijker het wordt om de boodschap helder te houden: waar gaat het over. Waarom vieren we feest? Daarom is de combinatie met een herdenkingsdag belangrijk. Zo’n herdenkingsmoment kan zwaar zijn, kan moeilijk zijn, maar het is wel waar het om gaat. De koppeling tussen twee minuten stil zijn, en het vieren van de vrijheid.”
“Men kwam hier met helemaal niks”
Over de generaties wil Telgt nog graag wat vertellen: “Als jij op eigen benen gaat staan, dan kun je leunen op hulp. Een tante die wat meubilair geeft, een oma die wat pannen over heeft. Toen tot slaaf gemaakten vanuit kolonies als Suriname en de Molukken naar Nederland kwamen, was hier niks. Zij konden nergens op leunen. Je begint met een enorme achterstand. Ik ben in Arnhem geboren en opgegroeid in de wijk Aldlân in Leeuwarden. In de jaren tachtig hadden we te maken met een crisis. Er moesten extra baantjes worden genomen om rond te kunnen komen. Want je kon niet ergens op teren.”
“Ten Boer is toch ook geen bijzondere gemeente?”
“Mijn kind heeft het al makkelijker. De ouders wonen in Groningen, en opa en oma ook. Dat verschil dat ik nu beschrijf, die struggle, die zien veel mensen niet. De positie is niet gelijk. En dat zie je op meer terreinen. Neem nu de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Dat zijn bijzondere gemeenten in ons Koninkrijk. Maar hoezo bijzonder? Leeuwarden is toch ook geen bijzondere gemeente? Of toen Ten Boer de eindjes niet meer aan elkaar vast kon knopen werd het toch ook geen bijzondere gemeente? Institutioneel racisme is niet ver weg. Is altijd dichtbij. En Keti Koti is dan een succes geworden, maar we hebben als samenleving nog heel veel werk te verzetten.”