Beelden of gedachten aan een traumatische gebeurtenis, zoals mensen met bijvoorbeeld PTSS die hebben, kunnen zich ook spontaan en onvrijwillig opdringen bij mensen die dit soort gebeurtenissen zelf niet hebben meegemaakt.
Dat blijkt uit een proefschrift van RUG-promovendus Patricia Dashorst.
Volgens Dashorst zijn de ‘intrusies’, de term voor dit soort levendige herbelevingen, vaak slechts een korte periode aanwezig. Bij anderen blijven ze zich langer opdringen of verschijnen ze later in het leven en kunnen dan symptomen van een posttraumatische stress-stoornis (PTSS) zijn.
Psychiater en systeemtherapeut Dashorst constateerde dat dit soort intrusies ook betrekking kan hebben op situaties waarbij men niet zelf aanwezig was. Uit onderzoek onder patiënten die als kind opgroeiden in een gezin met ouders die wreedheden in de Tweede Wereldoorlog hadden overleefd bleek dat intrusies over zelf (direct) en niet-zelf (indirect) meegemaakte gebeurtenissen even vaak voorkwamen en vergelijkbare kenmerken hadden. De indirecte intrusies komen wel vaker voor bij mensen die een sterke fantasiegeneigdheid hebben.
Volgens Dashorst is haar onderzoek ook voor nu relevant vanwege de verstrekkende gevolgen van oorlog: “Er is geen reden om aan te nemen dat kinderen van overlevenden van andere oorlogen, bijvoorbeeld die uit Afghanistan, Syrië, Rwanda, Oekraïne, Israël, Gaza of kinderen van slachtoffers van huiselijk of werk-gerelateerd geweld hiertegen beschermd zullen zijn. En dat geldt ook voor kinderen die nog geboren zullen worden.”