We moeten aan de slag met het behouden en koesteren van regionale groenten en fruit. Doen we dat niet dan dreigen soorten voorgoed te verdwijnen. Met die waarschuwing komt Harry Hummel van de Groninger Voedseltuinen.
Hoi Harry! Men zegt weleens dat vroeger alles beter was. Maar dat geldt wel voor de boodschap die jij hebt hè?
“Toen ik nog een kind was woonde ik in het oosten van de provincie Groningen. Op een dag at ik bij een vriendje, waar ze bonen op tafel hadden staan. Stamslabonen van Hinrichs Riesen. Ik had nog nooit zo lekker gegeten. Ik kwam die avond thuis, vertelde het verhaal, en mijn vader heeft toen zaden geregeld waardoor wij daarna ook die heerlijke bonen op tafel hadden staan. En mijn boodschap is inderdaad dat we deze soorten, die we lokaal verbouwen, moeten koesteren. Anders dreigt dit echt te verdwijnen.”
Reden van dit gesprek is de Noordelijke Zadenmarkt die twee weken geleden werd gehouden op het Suikerunieterrein. De Noordelijke Zadenmarkt is een initiatief van Het Noordelijk Zadennetwerk, in samenwerking met de Stichting Groninger Voedseltuinen, Terra, en de Natuur en Milieufederatie Groningen …
“We waren van tevoren best wel een beetje zenuwachtig. In 2019 was het de laatste keer dat we de markt in Groningen organiseerden. Daarna kwam de pandemie en raakte de markt uit het vizier. In januari is het idee gekomen om toch weer een zadenmarkt te organiseren. In korte tijd hebben we alles opgetuigd en er kwamen ruim 1.500 bezoekers op af. Daar zijn we ontzettend trots op. Zoveel bezoekers hadden we niet verwacht.”
Op de dag konden bezoekers informatie verkrijgen maar konden er bijvoorbeeld ook zaden geruild worden aan een ruiltafel …
“Dat ruilen deed men vroeger ook. Boeren ruilden onderling zaden. Daarmee bleven soorten in stand. Maar de laatste decennia zien we dat het aantal zaadhandelaren afneemt. Kleine familiebedrijven, die zich door de jaren heen gespecialiseerd hebben in bepaalde zaden voor groente en fruit, worden opgeslokt door grote bedrijven. Dat is niet positief. Kennis en kunde gaat verloren. Maar het wordt daardoor ook steeds moeilijker om oude rassen in stand te houden. De Stichting Zaadgoed is opgericht om de oude rassen in stand te houden, en ook de Noordelijke Zadenmarkt, die wij twee weken geleden organiseerden, draagt in dat belang bij.”
Tekst gaat verder onder de foto:
De boodschap van de Groninger Voedseltuinen is om bijvoorbeeld bonen, die lokaal verbouwd worden, te koesteren. Foto: Afbeelding van Chris Reading via Pixabay
Hoe lastig is het om de oude rassen te behouden?
“Als je naar de supermarkt gaat dan ligt daar broccoli en dan liggen daar bonen die aan bepaalde eigenschappen voldoen: qua vorm en kleur zijn ze perfect. Stel dat je thuis aardbeien gaat verbouwen. Dan zul je tot ontdekking komen dat die heerlijk smaken, maar dat ze er niet zo mooi uitzien als de exemplaren die in de supermarkt liggen. We hebben het de laatste tijd vaak over biodiversiteit. Dat we groene tuinen moeten hebben en dat we vlinders en mieren moeten kunnen zien. Dat is ook super belangrijk. Maar de stap die daarna komt, de biodiversiteit in groenten en fruit, die stap mis ik. Wist je dat er zestig soorten bloemkolen zijn? Daar zijn er nu nog zes van over. Zaadjes verdwijnen, soorten verdwijnen omdat kleine zaadhandelaren verdwijnen, het niet meer verbouwd wordt en de supermarkten bepalen wat we eten.”
Om het plat te slaan: sperziebonen en spinazie in de winter en boerenkool in de zomer is dus eigenlijk not done?
“Het is ergens verbouwd, getransporteerd naar de supermarkt waar het voldoet aan bepaalde verwachtingen: dat het er perfect uit ziet. Maar om dan de stamslabonen van Hinrichs Riesen er bij te pakken: die kun je oogsten in de zomer. Dan eet je ze ook. Dat kan niet in de winter. En die regionale pareltjes die zie je steeds minder vaak. Van oorsprong had elk gebied in Nederland wel een product dat daar goed gedijde. Vanwege het microklimaat op die plek of vanwege de grondsoort. Een mooi voorbeeld is Kloosterburen. Daar worden van oudsher bessen verbouwd. Waarom daar? Bij Kloosterburen waait in het voorjaar de wind vaak vanaf zee. Als je dan een koude nacht hebt, met vorst, vriest het in dit gebied niet, waardoor de bessen er goed gedijen. En zulke voorbeelden zijn er talloos. En dat moet je koesteren.”
Dus eigenlijk zeg je: behoud de lokale boer en behoud de lokale zadenhandelaar?
“Dat is waar wij inderdaad toe oproepen en ook om deze vorm te stimuleren. Want laat je dat verdwijnen dan verlies je heel veel unieke soorten zaden. Dus eigenlijk een beweging die tegen de globalisering in gaat. Dat je teruggaat voor de productie naar je eigen omgeving. De rabarber is straks de eerste groente die klaar is in onze tuinen. En zo kun je het hele jaar rond werken met groenten en fruit die op dat moment van het jaar passen en horen.”
In Groningen zijn er lange wachtlijsten voor de volkstuintjes. Je ziet dat er veel interesse is in het zelf kunnen verbouwen van groente en fruit. Wat is je advies aan deze mensen?
“Het is heel belangrijk om te kijken welk zaad je koopt. Een belangrijk begrip is ‘zaadvast’ of ‘zaadecht’. Daarmee wordt bedoeld dat bepaalde eigenschappen vastliggen in het ras. Een belangrijk voordeel van zaadvaste rassen is dat er altijd enige vorm van genetische variatie is tussen de planten en dat ziektes zich minder snel verspreiden dan bij de genetisch identieke planten. Biologische zaadvaste rassen mogen meer variaties hebben en hebben daardoor meer bufferend vermogen tegen ziektes. Een ander voordeel is dat telers die rassen zelf kunnen vermeerderen, steeds weer eigen zaaizaad kunnen winnen en opnieuw uitzaaien. De zaad productiecyclus kan dus eindeloos worden voortgezet, van generatie op generatie. Hierdoor kan een ras zich ook aanpassen aan veranderende omstandigheden zoals het klimaat.”
En dat betekent dus ook dat er ander zaad tegenover staat?
“Klopt. Dat noemen we F1 of hybride-rassen. Deze zadenbusiness is hoog technologisch. Met de computer resultaten van kruisingscombinaties in rekenprogramma´s uitgewerkt en door inteelt en selectie van planten worden positieve eigenschappen vastgehouden. De groentes zijn uniform en hebben vaak hetzelfde formaat, waardoor het goed in de schappen van de supermarkt past. Deze groente voegt weinig toe aan de biodiversiteit omdat elk plantje genetisch hetzelfde is. En de bedrijven die het ras hebben ontwikkeld hebben het feitelijk in eigendom zonder dat er vrije toegang is tot het genetisch materiaal. Het patent op deze rassen is in bezit van grote spelers. Hybridezaad heeft inmiddels de wereldmarkt veroverd en de mens ervan afhankelijk gemaakt. Dus wat ik wil zeggen: ga niet naar de eerste beste supermarkt om je zaden te halen, maar schaf dit aan bij een handelaar.”
Tekst gaat verder onder de foto:
In de supermarkt hebben aardbeien allemaal dezelfde vorm en kleur. Terwijl als je aardbeien zelf verbouwd er ook wel eens wat slechter gevormde exemplaren tussen zitten. Foto: Katharina N. via Pixabay
Vorige week werd er in de Groningse gemeenteraad gediscussieerd over het opzetten van een ‘boerderijwinkeltje’ in de binnenstad waar producten uit de eigen gemeente verkocht kunnen worden. Het plan in deze context haalde het niet, maar is dat volgens jou wel de weg?
“Dat specifieke voorstel heb ik gemist, maar op dit vlak gebeuren er al veel mooie dingen. De voedseltuinen en -bossen bijvoorbeeld. En iedere keer vind ik de reactie weer mooi. Vorig jaar was ik bijvoorbeeld met mijn kinderen in de voedseltuin in Bedum. Ze mochten daar zelf de zomerpeentjes uit de grond halen. En uiteraard moet er dan even geproefd worden. En die smaak, de energie. Dat is fantastisch. We zullen veel meer die kant op moeten. Als gemeenschap dichter bij de tuinder, de boer gaan staan, waarbij de afstanden kort zijn.”
Ik had het over de lange wachtlijsten bij volkstuintjes. Zou daar door gemeenten meer en beter op geanticipeerd kunnen worden?
“Dat denk ik wel. Als er een nieuwe wijk wordt ontwikkeld dan wordt er gekeken waar de huizen moeten komen te staan, waar de wegen moeten komen te liggen en waar voorzieningen geplaatst kunnen worden. Wij denken dat het heel goed is als hier standaard en structureel in wordt meegenomen dat er een voedselbos of volkstuintje komt. Dat gebeurt nu nog niet. Dat is een gemiste kans.”
Daarmee wordt aan mensen de mogelijkheid gegeven om zelf producten te verbouwen. Van oudsher wordt dit gedaan door de boeren. Een sector waar de afgelopen jaren van alles aan de hand is. Hoe zij hun rol?
“De afgelopen jaren is er in de agrarische sector veel polarisatie. Terwijl we allemaal dezelfde belangen hebben. Als je alle partijen dichter bij elkaar brengt en je weer terug gaat naar een systeem waarbij men zich toelegt op het verbouwen van regionale pareltjes, dan behoud je de unieke soorten, ben je biologisch bezig en maak je de voedselketen klein door te kiezen voor een lokale afzetmarkt. Belangrijk is wel dat de boer er een goede boterham aan kan verdienen. Daar zal een goede inrichting voor moeten komen. Maar inderdaad: daar liggen kansen en mogelijkheden.”