Klooster Yesse bij Essen is gesticht in 1215. Althans dat werd tot nu toe altijd aangenomen. Recente opgravingen hebben echter duidelijk gemaakt dat het mogelijk zou kunnen zijn dat verschillende kloostergebouwen er al voor 1215 stonden.
“Dit is ontzettend leuk om te doen”, vertelt archeologiestudent Hans. In september is hij begonnen met zijn opleiding aan de Rijksuniversiteit en nu al doet hij praktijkervaring op, op een plek die geschiedkundig gezien erg interessant is. “Er is ook wel een beetje jaloezie hoor. Studenten die andere opleidingen volgen zitten braaf in de collegebanken om de theorie tot zich te nemen. Wij mogen met onze handen werken. Nadelen zijn er ook, want door de regen van de afgelopen periode is het niet altijd even prettig om acht uur per dag in de modder bezig te zijn.”
Stijn Arnoldussen: “Sommige dingen kun je alleen leren als je praktijkervaring opdoet”
Hans is niet de enige student die aan het werk is op het terrein ten zuidoosten van de stad, waar lang geleden klooster Yesse heeft gestaan. In totaal steken 28 eerstejaarsstudenten vier weken lang de handen uit de mouwen. Daarbij worden ze begeleid door docent Stijn Arnoldussen. “Sommige dingen kun je alleen leren als je praktijkervaring opdoet”, vertelt een enthousiaste Arnoldussen. “Hoe kun je materialen die je aantreft in de grond op waarde schatten? En hoe moet je dat interpreteren? Dat is wat we in deze periode de studenten bijbrengen.”
Tekst gaat verder onder de foto’s:
“We troffen een houten paal aan”
Je kunt daarbij ook spreken van een jaarlijkse traditie, want elk jaar is een groep Archeologiestudenten van de Rijksuniversiteit bezig met opgravingen op het terrein. Daarbij richt men zich op een put. Dit is een stuk grond waarbij de bovenste laag voorzichtig is verwijderd, waarna studenten er op zoek kunnen gaan naar voorwerpen die de grond verborgen houdt. Eén van de vragen die dit jaar op tafel ligt is hoe oud het klooster precies is. “Twee jaar terug hebben we bij opgravingen een houten paal aangetroffen die volgens onze gegevens gebruikt moet zijn tussen 1047 en 1215. Het jaar 1215 is de stichtingsdatum van het klooster, dus je zou kunnen zeggen, daar is niets aan de hand. Maar een stuk hout? Wat doet dat op het terrein? Van het klooster is bekend dat het dikke stenen muren had. Ons vermoeden is dat er voorafgaand aan de stenenfase er een houtbouwfase moet zijn geweest.”
“Eén van de kaarsen wilde niet doven”
Dat sluit ook aan bij een mirakel dat beschreven staat. “Abt Caesarius van Heisterbach reisde door het land om te controleren of de regels in de kloosters wel goed werden nageleefd. Het verhaal gaat dat in de kapel van het klooster het kaarsvet van één van de kaarsen niet wilde doven. Abt Caesarius schijnt toen gezegd te hebben dat men dat niet kon hebben omdat alles van hout was. Lang konden we dat mirakel niet plaatsen omdat we uitgingen van een stenenconstructie. Maar het zou dus heel goed kunnen zijn dat er daarvoor gebouwen zijn geweest van hout.”
“De kapel is te klein van wat je zou verwachten”
Dat roept tegelijkertijd nieuwe vragen op: “Klooster Yesse was een groot klooster. We weten inmiddels ook vrij goed hoe het er heeft uitgezien en hoe de indeling is geweest. Maar wat dan heel vreemd is, is dat de kapel eigenlijk voor dit type klooster heel klein was. Als je het klooster qua omvang vergelijkt met andere kloosters, dan zou je een grote kruiskerk verwachten. En niet een kleine kapel van zeven bij vijftien meter. Ons vermoeden is dat er voor 1215 al gebouwen op het terrein stonden. De kapel kan daar onderdeel van zijn geweest. Een mogelijke optie is dat de bestaande gebouwen in 1215 onderdeel zijn geworden van het klooster.”
“Klooster Yesse was via het land en via het water te bereiken”
Naar alle waarschijnlijkheid is de positie van het klooster belangrijker geweest dan wat tot nu toe gedacht werd: “Groningen ligt op een uitloper van de Hondsrug. In die tijd was men heel goed om centra in te richten op belangrijke verkeerseconomische plekken. We weten dat klooster Yesse via land maar ook via het water te bereiken was. Er was een gracht gegraven dat uitmondde op De Hunze, waardoor via het water kalkmortel aangevoerd kon worden, waarmee cement kon worden gemaakt.”
“Klooster Yesse was een feministisch powerhouse”
Vrouwenklooster Yesse was aangesloten bij De Orde der Cisterciënzers. Dit is een kloosterorde binnen de organisatie van de Rooms-Katholieke Kerk, die in 1098 door de Bourgondische edelman Robert van Molesme is opgericht in de Franse nederzetting Cîteaux, ten zuiden van Dijon. De zusters in het klooster kwamen veelal uit de stad, uit gegoede families. Het verging de zusters ook niet slecht. Arnoldussen: “Het klooster is gesticht in een periode dat cisterciënzerkloosters meer zelfstandigheid kregen. Ik denk dat je kunt zeggen dat klooster Yesse echt een feministisch powerhouse was. Economisch ging het bijvoorbeeld voortvarend. Zo bezat men 3.000 hectare grond. Qua grootte moest men alleen de kloosters van Aduard en Termunten voor zich dulden. Men wist wat men deed. Het bleef ook niet onopgemerkt in het Vaticaan. Op het terrein hebben we zegels gevonden die horen bij brieven uit het Vaticaan. Er was dus correspondentie.”
Tekst gaat verder onder de foto’s:
“We hebben een graf aangetroffen dat we niet op die plek verwacht hadden”
Arnoldussen: “Bij een klooster denk je aan een leven dat niet omgeven is met franje. Je denkt aan vrouwen die een heel simpel bestaan leidden: die werken, bidden en lezen. Maar ook dit zit misschien toch anders in elkaar. We hebben op het terrein bijvoorbeeld gebrandschilderd glas gevonden. En dat is toch wel een uiting van franje.” En er zijn meer raadsels. “Deze periode zijn we actief in meerdere putten waar we opgravingen doen. Bij opgravingen in de westelijke kloostertuin zijn we een graf tegengekomen. We moeten dit graf nog dateren, maar ik kan wel vertellen dat we dit graf niet op deze plek hadden verwacht. Het formele kerkhof waar de zusters begraven werden lag ten noorden van het klooster. Dit graf troffen we aan twee meter van de tuinmuur in het westen. Ook op dit onderdeel is meer onderzoek nodig.”
Stuk bot van een steur
De afgelopen weken zijn er verschillende interessante opgravingen gedaan: “Tijdens het graven naast de muur van het klooster hebben we een stuk bot gevonden. Dit leek verdacht veel op een stuk hout, maar na het te wassen bleek dit een kieuwklep van mogelijk een steur te zijn. In de tijd dat het klooster bestond, leefde deze vissoort in de Hunze, waar het klooster via de gracht en een kanaal mee verbonden was. Deze vis hebben ze waarschijnlijk in het klooster gegeten.”
Ondeugende non
En er zijn bewijzen gevonden van wellicht een ondeugende non. Er werd namelijk een vogelbotje gevonden dat naar alle waarschijnlijkheid toebehoort aan een zangvogel. Officieel was het houden van huisdieren niet toegestaan, maar vermoedelijk gebeurde dit wel. “In het 15e-16e eeuwse Hongaarse klooster Székesfehérvár werd een vrijwel compleet skelet van een kraaiachtige gevonden, waarvan verondersteld was dat dit een huisdier betrof. Bewijzen kunnen we niets, maar het is te leuk om een ondeugende non te Yesse voor te stellen die een vogel temde en als gezelschapsdier hield. Het feit dat in Yesse veelal dames van goede komaf zaten en die wellicht thuis met (het temmen van) zangvogels bekend waren geraakt, maakt dit nog iets waarschijnlijker.”
Rondleidingen
Tijdens de opgravingen zijn geïnteresseerden welkom. “Op werkdagen bieden we elke middag een rondleiding aan. Studenten verzorgen dit. We vinden het belangrijk dat toekomstige archeologen de grond op waarde kunnen schatten, maar ook dat je het kunt vertalen naar verhalen voor de bezoekers. Wat vertel je? Welke vondsten spelen een rol? De rondleidingen op woensdagen en vrijdag zijn erg in trek. Voor alle mensen die het niet lukt om aanwezig te zijn hebben we ook een website waar we onze vondsten op delen.”
Student Hans: “Het was groot en voor die tijd erg rijk”
Terug naar student Hans: “Ik vind het een ontzettend mooi project. Ik heb altijd erg veel interesse gehad in geschiedenis. Ik ben ook in de stad opgegroeid, maar dat het klooster zo’n belangrijke rol heeft gespeeld, dat wist ik niet. Het was groot en voor die tijd rijk. En eigenlijk is het zonde dat alles met de grond gelijk is gemaakt.” Hij spreekt ook van een bijzondere plek: “Je gaat bezig op een plek die niet verstoord is. Als je zulke opgravingen zou doen in de stad, dan is dat eigenlijk onmogelijk omdat de grond heel veel heeft meegemaakt.”
“Men deed er hele gewone mensendingen”
Op de vraag of hij zelf ook al bijzondere vondsten heeft gedaan zegt hij: “Nog niet. Wel ben ik de resten van wat ooit eens een braadpan is geweest tegengekomen. En dat fascineert best wel. Ik bedoel, ik gebruik zelf ook met enige regelmaat een koekenpan. In die tijd werd er dus ook door mensen gekookt. Ze deden hele gewone mensendingen die jij en ik vandaag de dag ook zouden kunnen doen. Ja, dit is een heel interessant project. En ik nodig mensen ook van harte uit om komende week een kijkje te komen nemen.”
De resultaten van de opgravingen worden meegenomen in het verdere onderzoek naar het klooster.