Geen slidings, niet rennen en geen ballen boven heuphoogte. Dit is walking football: een nieuwe vorm van voetbal, speciaal voor 60-plussers. Ook in Groningen wordt deze spelvorm steeds populairder. Bij GVAV-Rapiditas wordt elke maandag fanatiek getraind.
Het is maandagmiddag, kwart voor twee. Voor het clubhuis van GVAV-Rapiditas verzamelt een groep 60-plussers. “Hoe was je vakantie?”, vraagt de één aan de ander. “Lekker, Spanje hè!”, antwoordt de man met de zongebruinde benen. “Daar staat mijn tweede huis. Daar heb ik de zomer doorgebracht.”
Waar menig voetbalteam regelmatig te maken heeft met laatkomers is dat hier niet aan de orde. Het is een drie kwartier voor aanvang van de training en het team is zo goed als compleet. Dat komt voornamelijk door één gedeelde deler onder deze voetballers: deze mannen zijn (bijna) allemaal met pensioen en hebben daardoor niet zo’n volle agenda. Een goede reden om te laat te komen is er niet.
Een AED op het veld
Na het omkleden bestormen de pensionado’s één voor één het veld. Ze zijn bepakt met ballen, pionnetjes en een automatische externe defibrillator (aed). “Voor de zekerheid”, zegt deelnemer en coördinator Alex Huisinga, terwijl hij naar het draagbare apparaat wijst. Voetballen op je oude dag is namelijk niet zonder risico’s.
Om blessures te voorkomen zijn de regels bij walking football wat anders dan bij het reguliere balspelletje. Zo mag je niet sprinten en moet je eigenlijk één meter afstand van je tegenstander houden. Volgens Alex kun je hier geen grote zaagpartijen verwachten. “Gelukkig niet! Het doel is om in beweging te blijven en gezond. De botten worden allemaal wat brozer, dan moet je niet te veel lichamelijk contact hebben.”
Strammere spiertjes
Ook niet onbelangrijk: een goeie warming-up. Peter van der Veen neemt vandaag de training voor de rekening. “Die spiertjes zijn toch allemaal wat strammer”, vertelt de oud-speler van FC Groningen. Terwijl zijn teamgenoten nog een balletje trappen, zet hij een oefening uit.
Als hij de mannen aanspoort te gaan planken, een oefening waarbij je je romp traint, neemt licht gekreun het veld in beslag. “Mag ik ook op mijn knieën, trainer?”, vraagt één van de spelers. Er wordt gelachen en de mannen jutten elkaar op om de oefening te volbrengen.
Na afloop van de warming-up wordt een drinkpauze ingelast. Dat is ook iets van deze spelvorm: de mannen hebben elke vijftien minuten een korte pauze om even tot adem te komen en wat te hydrateren. En terecht, want er wordt behoorlijk wat inspanning geleverd. “Zonder flauwekul: mijn horloge zegt dat ik wel zo’n zes kilometer per training loop”, vertelt Peter.
Derde helft
Walking football is dus wel wat anders dan het reguliere voetbal, maar één ding is precies hetzelfde: de derde helft. “Dat sociale aspect is wel echt belangrijk voor ons”, vertelt Gerard Koops. “Dat ouwehoeren zoals mannen dat met elkaar kunnen doen. Daar moet je soms ook geen vrouwen bij hebben, die begrijpen dat niet. Echte voetbalkantine-humor!”
Ook zijn teamgenoten beamen de waarde van het sociale aspect. “Ik ken sommige jongens van de senioren, toen we in de twintig waren”, vertelt Alex, die al ruim zestig jaar trouw lid is van GVAV-Rapiditas. “De grappen en ouwehoerderij is precies zoals toen.”
‘Hé, je rent!’
Dan is het tijd voor een partijtje. Twee spelers kiezen op een ouderwetse manier één voor één hun team bij elkaar: het wordt oranje tegen de kleurlozen. Al snel wordt duidelijk dat walking football niet per se lopend voetbal betekent. De spelers zoeven regelmatig met redelijke vaart over het veld. “Hé, je rent!” roept een grijze man naar zijn tegenstander in een oranje hesje. Rennen mag niet en dus krijgt het kleurloze team een vrije trap.
De spelhervatting wordt snel genomen. Via een een-tweetje komen de kleurlozen gevaarlijk dicht bij het doel. Er staan twee vrije medespelers, maar de dreigende middenvelder gaat voor eigen geluk… mis! “Ik stond helemaal vrij!”, roept een teamgenoot. “Ik ook!”, roept een ander. Zelfs bij de training ontbreekt het deze mannen niet aan fanatisme.
Tekst gaat verder onder foto
“Ik wil niet opscheppen, maar wij hebben best een goed niveau”, vertelt Alex. “Als we op een toernooi met onze sterkste mensen meedoen, dan winnen we wel! Dat beaamt ook zijn teamgenoot Gerard: “Het spel wat we vroeger speelden, halen we niet meer; maar het spelinzicht en de techniek… dat verleer je niet.”
Op de vraag wie de Lionel Messi van het veld is, antwoord Peter dat die er niet is. “Daar kunnen we niet aan tippen.”
‘Tot mijn tachtigste’
Ondanks alle voorzorgsmaatregelen, valt er deze training toch een speler uit. Het is Gerard die met pijn in zijn rug het veld verlaat. “Ik hoop dat het geen slijtage van mijn heup is. Het is gewoon mijn leeftijd… dat maakt het blessuregevoelig.”
Toch is 76-jarige niet van plan te stoppen. “Zolang mijn lichaam het toelaat, blijf ik nog voetballen. Als we er zo hard in zouden gaan als de jeugd, zouden we volgende week allemaal geblesseerd zijn. Maar met gepaste afstand, gaat het (op de meeste trainingen) goed.” Hij verwacht sowieso de komende jaren nog op het veld te staan. “Zeker tot mijn tachtigste. Dat is nog drie jaar, dat moet lukken.”
Lionel Messi
Als Peter na een drinkpauze weer het voetbalveld betreedt, waant hij zich een echte dribbelkoning. Met wat mooie bewegingen stuurt hij twee tegenstanders de mist in, waarna hij een vrije medespeler inspeelt. Die legt de bal klaar voor de spits en… GOAL!
Trots als een pauw rent Peter naar de camera: “Die Messi van het team ben ik!”