De gemeenteraad benut zijn mogelijkheden om invloed uit te oefenen op gemeentelijke vennootschappen te weinig. Dat stelt de Rekenkamer Groningen.
Hierdoor is er maar beperkt sprake van democratische controle op de uitvoering van de gemeentelijke taken, die deze vennootschappen uitvoeren. In het onderzoek heeft de Rekenkamer vooral gekeken naar de manier waarop de relatie met vennootschappen waarvan de gemeente (mede) aandeelhouder is, is ingericht. Die vennootschappen worden opgericht om specifieke doelstellingen van de gemeente te realiseren.
Ook is onderzocht op welke wijze de relatie tussen de gemeente en vier vennootschappen zich in de praktijk manifesteert. Het gaat om MartiniPlaza, Meerstad, Stadshavens en WarmteStad. Vooral bij MartiniPlaza ontbreekt het aan duidelijkheid qua opdrachten, aldus de Rekenkamer.
Wanneer taken bij een vennootschap worden ondergebracht zijn de bestuurlijke risico’s groter dan wanneer de gemeente deze taken zelf uitvoert. Er is namelijk minder zicht op de uitvoering van de taken. Het gemeentebestuur controleert als aandeelhouder de uitvoering van de taken; de gemeenteraad controleert op haar beurt het college.
Volgens de Rekenkamer informeert het college de raad voldoende. Toch maakt de raad maar in beperkte mate gebruik van de mogelijkheden om invloed uit te oefenen op de besluiten van het college.