De Raad van State adviseert om het wettelijk bewijsvermoeden, zoals dat geldt voor schadeclaims in het Groningse aardbevingsgebied, niet uit te breiden naar alle mijnbouwactiviteiten in Nederland.
De Raad van State komt met het advies, nadat voormalig staatssecretaris Vijlbrief van Mijnbouw er begin dit jaar om vroeg. De Tweede Kamer nam in maart een motie aan, waarmee het toenmalige kabinet werd verzocht het zogenaamde wettelijk bewijsvermoeden uit te breiden naar alle mijnbouwactiviteiten in Nederland. Dit bewijsvermoeden houdt nu voor Groningen in dat bij schade door mijnbouwactiviteiten (zoals bodembeweging door gaswinning) wordt aangenomen dat de schade door de mijnbouw is veroorzaakt, tenzij de exploitant (oftewel de NAM) met bewijs het tegendeel kan aantonen.
De Raad van State vindt echter dat er geen goede reden is om dit bewijsvermoeden ook voor andere mijnbouwactiviteiten in Nederland in te voeren. De schade buiten het Groningenveld wordt meestal niet veroorzaakt door mijnbouw, maar door andere factoren, zoals de staat van gebouwen. Daarom zou het uitbreiden van het bewijsvermoeden in andere delen van Nederland niet gerechtvaardigd zijn. Ook is het risico groot dat mensen met onterecht hoge verwachtingen schade melden, maar uiteindelijk geen schadevergoeding krijgen.