
De jaarlijkse Nationale Tuinvogeltelling vindt dit weekend voor de 22ste keer plaats. De telling, waar ieder jaar duizenden mensen aan mee doen, geeft een inzicht hoe het gaat met de tuinvogelpopulatie in ons land.
Iedereen kan aan de telling meedoen. Aan deelnemers wordt gevraagd om op één van de weekenddagen een half uur de vogels in je tuin of op je balkon te tellen. Vogels die over je tuin vliegen, tellen niet mee. Ook de koolmees die in de tuin van je buren zit, telt niet mee. Om dubbeltellingen te voorkomen, wordt geadviseerd om het hoogste aantal van een soort die je tegelijk hebt gezien, door te geven. Stel dat je eerst twee huismussen ziet en een kwartier later zie je er zeven, dan geef je de zeven door.
Tips
De resultaten van je telling kun je doorgeven op de website tuinvogeltelling.nl. Op deze website is ook allerlei handige informatie te vinden, bijvoorbeeld hoe je een bepaalde vogelsoort kunt herkennen. Ook vind je er tips over hoe je de tuin nog aantrekkelijker kunt maken voor tuinvogels.
Merel
Vorig jaar deden er ongeveer 114.000 mensen mee aan de Tuinvogeltelling. Samen zagen zij meer dan 1,6 miljoen vogels. De huismus werd het vaakst gezien. De koolmees en de pimpelmees pakten respectievelijk de plaatsen twee en drie. In de gemeente Groningen werd de derde plaats ingenomen door de merel, in plaats van de pimpelmees. Juist de merel is dit jaar interessant. In 2016 werd de merelpopulatie getroffen door een virus dat voorheen alleen in Afrika voorkwam. De merel leek zich daarna te gaan herstellen, maar in de afgelopen jaren is er echter weer sprake van forse sterfte. De Tuinvogeltelling moet antwoord geven op hoe de populatie er op dit moment voor staat. De resultaten van de telling worden gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek.
Meer informatie vind je op deze website.